Bij mensen die niets weten over hoogbegaafdheid, komt al gauw een beeld naar voren over een kind dat makkelijk (lees: minstens twee vingers in de neus) goede resultaten haalt op school en het ver schopt in de maatschappij. Op sociaal media en in kranten wordt al jaren hard gewerkt door verschillende professionals om dat beeld te ontkrachten. Natuurlijk zijn er hoogbegaafde kinderen waar dit wel voor geldt, maar er zijn er genoeg die zich niet herkennen in de beschrijving van ‘wonderkind’.
Eind vorige eeuw hebben de wetenschappers Betts en Neihart (1988/2010) na jarenlange studie zes verschillende profielen kunnen opstellen voor hoogbegaafde kinderen. Iedereen is anders en dit geldt uiteraard ook voor die 2,3% hoogbegaafden. En ook binnen die zes profielen zijn de kinderen allemaal uniek, maar specifieke gedragskenmerken thuis en in de klas, kunnen het makkelijker maken om passende begeleiding en/of onderwijs te vinden (indien nodig) om je kind op de goede weg te helpen.
Het eerste type is wat we noemen de ‘zelfsturende autonome leerling’. Dit kind zou nog het meest passen binnen het stereotype beeld van het ‘wonderkind’. Het is het kind wat gestructureerd werkt, goede resultaten haalt en weinig begeleiding nodig heeft, maar desondanks eigenlijk meer hulp nodig heeft, in plaats van minder. Houd dit kind en zijn ontwikkeling goed in de gaten. Het ligt goed in de groep en wordt door medeleerlingen regelmatig aangewezen als vertegenwoordiger. Het is een kind waar leerkrachten graag een klas vol van zouden willen en waar ouders vaak weinig over te mopperen hebben. Zijn of haar hoogbegaafdheid is over het algemeen niet de aanleiding voor problemen.
Het tweede type staat bekend als ‘de uitdagende leerling’. Dit kind heeft veel energie en dit uit zich in vaak onbedwingbare nieuwsgierigheid. Het hoogbegaafde kind dat we hier in herkennen, is vaak nadrukkelijk aanwezig. Niet omdat het bewust de klas wil verstoren, maar omdat het een leerhonger heeft. Hierdoor vergeet het vaak zijn of haar klasgenootjes of broertjes of zusjes (in de thuissituatie), wat tot verstoring van de les leidt of thuis. Deze kinderen zijn vaak chaotisch en ongestructureerd. Ze hebben hier dan ook hulp bij nodig. Maak concrete (gedrags)afspraken zowel in de les als thuis, bv ‘hoe gaan we met elkaar om?’. Dit kind heeft vaak geen kwade bedoelingen, maar mist door zijn of haar enthousiasme de remmingen. De meest gestelde misdiagnose in dit geval is AD(H)D. Als het kind goed wordt uitgedaagd en begeleid wordt, zal het vanzelf rustiger worden.
Het derde type noemen we de ‘aangepast succesvolle leerling’. Deze leerling oogt, net als de ‘zelfsturende autonome leerling’, als de ideale leerling om in de klas te hebben, alleen speelt bij dit kind onder de oppervlakte nog iets mee wat kan compliceren. Dit kind werkt erg perfectionistisch en is erg gefocust op het resultaat, waardoor het bij tegenslag als snel de moed in de schoenen kan zakken. Het zoekt heel vaak bevestiging van de omgeving, twijfelt vaak aan zijn of haar kunnen. Faalangst en onderpresteren kunnen zich hierdoor ontwikkelen. Bij dit kind is het vooral belangrijk om het proces centraal te zetten, niet het resultaat. Leg de nadruk op hoe het kind te werk is gegaan en laat het samen werken met ontwikkelingsgelijken. Als ouder en leerkracht is het belangrijk dat je laat zien dat je zelf ook niet feilloos werkt, dat fouten maken mag en dat ook als volwassene je nog een en ander te leren hebt. Als de begeleiding goed verloopt, zal dit kind langzaam maar zeker zich ontwikkelen tot een zelfstandige volwassene.
Ook bij hoogbegaafde kinderen komen leer- en gedragsproblemen voor. Hierdoor hebben zij naast de begeleiding voor hun hoogbegaafdheid, ook vaak andere ondersteuning nodig. Dit type kind noemen we de ‘dubbel bijzondere leerling’, of ook wel de ‘Twice Exeptional’ (2E), in het Engels. Deze kinderen hebben een extra ‘gouden randje’. Bij deze kinderen komen naast de uitdagingen die hoogbegaafdheid al oplevert, ook nog eens de ‘last’ die het gouden randje vaak met zich meebrengt, zoals bijvoorbeeld gebrek aan overzicht en structuur, onderschatting door zijn of haar omgeving/ niet (h)erkend worden en mede daardoor op school geen toegang tot de plusgroep. Belangrijk bij deze groep is dat beide facetten, zowel de hoogbegaafdheid als het gouden randje afzonderlijk worden begeleid. Het kind heeft net als alle andere hoogbegaafde kinderen ook uitdaging nodig, anders zal bij dit kind op een gegeven moment de moed in de schoenen zakken. Een hoogbegaafd kind met dyslexie moet je geen moeilijkere boeken aanbieden, maar wel laten deelnemen aan de plusklas.
De laatste twee types zijn de types die het meeste risico met zich meebrengen. De eerste is de ‘onderduikende leerling’. Dit kind heeft de neiging om zich aan te passen aan zijn of haar omgeving. Ouders zien een kind met een brede en diepgaande interesses, school ziet een kind wat bij de middenmoot hoort, maar zich wel netjes houdt aan alle regels en afspraken. Het kind wil vooral niet opvallen en zal zich daarom niet snel laten horen in de klas om zijn of haar mening te delen of opkomen voor waar het in gelooft. Hij of zijn waait makkelijk met alle winden mee en heeft daardoor de neiging om geen eigenheid te ontwikkelen. Dit kind moet op school vooral niet voor de leeuwen gegooid worden met pluswerk, maar laat het beetje bij beetje groeien in niveau met ontwikkelingsgelijken. Begeleiding in de ontwikkeling van het zelfvertrouwen is hier het voornaamste, dit kind loopt een groter risico dan de andere om een ‘risicoleerling’ te worden.
Dat brengt ons bij het laatste type hoogbegaafde kind: ‘de risicoleerling’. Dit kind toont totaal geen interesse in school en alles wat erbij komt kijken. Het ligt vaak in de clinch met zijn omgeving, zet zich tegen alles af, heeft zijn of haar werk niet in orde en heeft op alles en iedereen op- en/of aanmerkingen. Zijn of haar potentie komt niet boven tafel, omdat het zich niet inzet, taken niet af heeft of inlevert, spijbelt. De hoogbegaafde risicoleerling zakt als eerste af binnen het systeem van het voortgezet onderwijs, van bv Gymnasium naar VMBO. Het is een kind die nogal wat heeft meegemaakt in zijn of haar ontwikkeling en als bescherming een muur heeft opgetrokken van desinteresse. Dit kind heeft géén behoefte aan uitdagende leerstof, maar begrip en iemand om mee te praten, omdat het boos is, verontwaardigd, zich ongeaccepteerd voelt. Het probleem ligt nooit bij hem zelf, maar iedereen anders. Zorg voor passende professionele begeleiding en laat blijken dat je vertrouwen in hem of haar hebt. Dit type kind loopt grote kans op jeugddepressie en alle mogelijke gevolgen.
Misschien herken je je kind in een van deze types? Misschien herken je je kind een twee van bovenstaande beschrijvingen of juist in geen enkel. Kinderen ontwikkelen zich en het kan best zijn dat je kind zich in de loop der jaren van het ene type ontwikkelt in het andere. Het is geen exacte wetenschap, maar een hulpmiddel, een leidraad die het makkelijker maakt om passende begeleiding te zoeken en te bieden. Er is een test ontwikkeld om te helpen het type persoonlijkheid van je kind te achterhalen. Deze heet de PMT-K, ofwel de ‘Prestatie-motivatie test’. Er zijn scholen die deze test standaard afnemen, maar online is ook wel informatie te vinden over waar je deze test kan laten afnemen. Je kunt niet alle hoogbegaafden over één kam scheren, maar natuurlijk ook niet over zes. Blijf de ontwikkeling van je kind goed volgen. Communicatie met de school is hierin erg belangrijk. Van school naar ouders toe uiteraard ook. Uiteindelijk is en blijft ieder kind uniek.
Wilt u graag meer weten over deze 6 typen en hoe u elk afzonderlijk type het beste kan signaleren en begeleiden, klik dan hier.
Illustraties: Pieter Leenheer
© Tekst Copyright HOE Hoogbegaafdheid Ondersteuning en Educatie